Het wekelijks vragenuurtje in de Kamer startte met een minuut stilte voor de tienduizenden slachtoffers van de verwoestende aardbeving in Turkije en Syrië. Nadien kwam ik tussen over de ramp: “Turkije en Syrië zijn keihard getroffen door een bijzonder zware natuurramp. Naast de materiële schade is de menselijke tol is niet te beschrijven en we zien en horen getuigenissen van hoe de bevolking in dramatische toestanden moet zien te overleven. Gezinnen brengen nachten door in vrieskou waarbij ze enkel wat dekens ter beschikking hebben en de kleren die ze aanhadden op het moment van de ramp. Ons land moet de komende weken alles op alles zetten om te helpen waar we kunnen.”
Naast een grote golf van solidariteit van voornamelijk de Turkse gemeenschap in ons land doet ook de federale regering al wat ze kan. Ons land bouwt momenteel een groot en goed uitgerust veldhospitaal. Dat vergt een minutieuze voorbereiding en het is goed dat er intens wordt samengewerkt met de lokale actoren. Zo kunnen we het verschil maken: “We zullen de komende weken, en zolang het nodig is, aanwezig zijn en door de manier van werken zullen we nog meer en langer dan bij voorgaande rampen het verschil kunnen maken. Dat zeg ik niet alleen, dat is ook de visie van een spoedarts die voor ons land al enkele dagen aan de slag is in het rampgebied. We zullen daarbij alles uit de kast moeten halen, ook via onze diplomatieke kanalen.”